Door: Luciën Govaert
De BRZO 2015 is er nog niet, maar de uitgangspunten staan al wel in de Seveso III richtlijn. De VNCW heeft haar leden geadviseerd vroegtijdig te beginnen met het verzamelen van gegevens.
De meeste produkten die we in de gevaarlijke stoffen opslagen tegen komen zijn mengsels. Fabrikanten hebben de verplichting deze vanaf 1 juni 2015 ingedeeld te hebben conform de CLP verordening (GHS). Bedrijven zullen vanaf deze datum moeten gaan toetsen aan de hand van de dan geldende ‘bijlagen’ van het BRZO, teneinde vast te stellen binnen welke categorie risicobedrijven (PBZO of VR plichtig) ze volgens het BRZO vallen. En dat kan nog wel eens tot problemen leiden.
De laatste jaren zijn er veel vergunningen afgegeven op basis van ADR. Hoewel de vergunning dus de limiet per ADR klasse aangeeft wat er opgeslagen mag worden, dient er tevens getoetst te worden aan de bijlagen van de BRZO en hierbij zijn GHS klassen van belang. Dit betekent dat er in het warehousemanagementsysteem naast de ADR gegevens ook GHS gegevens opgenomen moeten worden.
De afgelopen maanden is regelmatig de vraag gesteld hoe er om gegaan moet worden met de verschillen tussen de vergunde ADR hoeveelheden en de GHS klassen. Binnen de WMS systemen kunnen de GHS gegevens ingevoerd worden van de nu aanwezige stoffen, maar dat zegt niets over de resterende hoeveelheden die volgens de ADR wel vergund zijn, maar niet aanwezig zijn. Om te toetsen aan de bijlagen van het BRZO moet een bedrijf een inschatting maken van de maximale hoeveelheden die aanwezig kunnen zijn (Dat is nu en geldt na 1 juni 2015 ook). Welke GHS klassen wordt daaraan gehangen? Het antwoord hierop is dat dit feitelijk niet relevant is. Tot 1 juni 2015 dient dezelfde toets periodiek uitgevoerd te worden op basis van de oude WMS klassen. De datum die er aan komt veranderd daar niets aan, behalve dat er dan aan de hand van de GHS klassen getoetst moet worden. Als het om de maximaal vergunde hoeveelheden gaat moet er naar de ADR klassen gekeken worden, als het om de BRZO gaat moet er gekeken worden wat er op een piekmoment aanwezig is. Wanneer duidelijk is dat er op een gegeven moment een BRZO plicht ontstaat of er een verschuiving ontstaat van lage naar hoge drempel plaats vindt, dan moet dit gemeld worden door een kennisgeving in te dienen bij bevoegd gezag.
Er zijn vergunningen waar de verplichtingen rondom de BRZO netjes in geregeld zijn, maar in de praktijk blijkt dat dit vaak niet het geval is. Dat vraagt om een actieve opstelling van de ondernemer die er voor zorg moet dragen, dat er een goede registratie en een periodieke bewaking op basis van de GHS plaats vindt.
Ondernemers moeten er zich daarnaast van bewust zijn dat het binnen halen van een nieuwe klant of een nieuw opslagpakket dit misschien prima binnen de vergunde hoeveelheden past, maar dat het nieuwe pakket tevens kan leiden tot nieuwe verplichtingen rondom de BRZO. En dat kan veel grotere verplichtingen met zich meebrengen dan het tevreden stellen van de nieuwe klant. Het implementeren van de BRZO binnen een bedrijf blijkt vaak lastiger dan eerst aangenomen. Neemt niet weg dat een uitdaging niet uit de weg gegaan moet worden, maar dat het wel belangrijk is dat alle consequenties in zicht zijn.