Communicatie en leiderschap centraal in de chemische sector

Tijdens de bijeenkomst van de chemische sector op 3 November 2016 welke door Veiligheid voorop georganiseerd werd stond Communicatie en leiderschap centraal.  De VNCW als kernbranche lid nam actief deel aan de dag.

Anton van Beek, president directeur van Dow Chemical Benelux leidde de dag in met een emotionele boodschap m.b.t. een dodelijk ongeval bij Dow en wat dat met hem had gedaan.

In zijn toespraak gaf hij tevens aan de sector gezien wordt als één: de producent, de logistiek, de opslag, de contractor worden gezien als één. Dat betekent ook dat we elkaar moeten durven aanspreken op veiligheid.

Deelnemers gingen vervolgens onder leiding van een gesprekspartner aan de slag in verschillende sessies met betrekking tot het thema. Interessante discussies volgde hetgeen in de middag gedeeld werd. Een leerzame dag voor alle deelnemers.

Aansluiten bij ‘Veiligheid voorop’ kan door een mail te sturen aan info@vncw.nl

Nederlandse basiseconomie vraagt om politieke daadkracht.

‘De industrie vormt de motor van de economie en die motor beweegt maar langzaam. In het beleidsplan voor 2015 verwoord bestuursvoorzitter Luciën Govaert van de VNCW, de vereniging voor chemische opslagen de onvrede met de huidige bedrijvigheid ‘Het is hoog tijd voor een integrale aanpak, waarbij de chemische sector, dienstverleners en politiek nauw met elkaar gaan samenwerken. Er zijn positieve ontwikkelingen te bespeuren, maar de werklust is er uit en die moet er weer komen.’

‘Chemiepack en Odfjell hebben een flinke impact gehad op de chemische sector. Vanuit de maatschappij en vanuit de politiek heeft de verontwaardiging een lange nasleep gehad en dat is niet bevorderlijk geweest voor hoe er naar ‘chemie’ gekeken wordt. Gelukkig zijn er geen slachtoffers gevallen. Veiligheid moet nu en de toekomst hoog op de agenda staan en dat staat het. Foutmarges moeten in risicovolle sectoren zo klein mogelijk gehouden worden, maar we mogen niet vergeten dat er overal fouten gemaakt kunnen worden. Als VNCW zijn we bezig een plan op te stellen waarbij we de veiligheid binnen de opslagbedrijven verder kunnen vergroten.’

‘Dienstverlenende sectoren zijn afhankelijk van de industrie als opdrachtgever. Wanneer de industrie uit een stad is vertrokken, dan blijven de banken, accountants, notarissen en de bouwmarkten nog wel een tijdje op de reserves doordraaien, maar feitelijk zijn de moneymakers vertrokken’; aldus de voorzitter. ‘En dat is al een aantal jaren op een landelijk niveau aan de hand. De ideale balans tussen industrie en toeleveranciers is weg. De chemie is er uit. Neem een stad als Deventer waar nadat Akzo Chemicals daar zijn vestiging gaat sluiten ook chemiebedrijf Avantor, voorheen Baker Chemicals, weg gaat. Bedrijven in de chemielogistiek zien dat hun klanten de productie naar Antwerpen verplaatsen, en olieconcern BP zijn opslagterminal in Pernis te koop heeft gezet. Er gaan nu plannen op om de Nieuwe Waterweg uit te diepen, zodat megatankers ook kunnen lossen, terwijl Antwerpen dat allang gedaan heeft. Dat moet een signaal zijn dat je een paar jaar achter loopt op je concurrenten. Afgelopen jaar gaf het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen dat de Amerikaanse oliegigant ExxonMobil meer dan 1 miljard dollar gaat investeren en Total aangaf eerder al aan 1 miljard euro vrij te maken om zijn raffinage- en chemieplatform in Antwerpen te moderniseren. En recentelijk gaf de haven aan binnenkort weer een dergelijke investering te verwachten. Dat geeft aan dat er een actief beleid wordt gevoerd waarbij haven, politiek en industrie weten waar het om gaat: de weg vrij maken voor een actieve industrie, zodat ook de dienstverlenende economie kan floreren. ‘

‘De innovatieagenda’s van de topsectoren zijn een goed initiatief, maar er is vooral een behoefte aan een integrale aanpak en sturing: actief nadenken over de knelpunten in je infrastructuur en actief clusteren en samenbrengen van je basisindustrie en maakindustrie. Nadenken over vestigingsmogelijkheden voor bedrijven. Schrappen van overbodige en verstikkende regelgeving. Nadenken over technologische vernieuwing. Er zijn sectoren waar ondernemers zijn die weten dat de digitalisering van de industrie de kracht van de toekomst betekent. De Factory of the Future in Nijverdal van TenCate, Lely met zijn melkrobots en MOBA, wereldmarktleider op het gebied van robots en machines voor de verwerking van eieren en VDL zijn krachtige voorbeelden hoe het moet. Ook binnen de chemische industrie zijn er veel innovatieve projecten, de vergroening van de chemie, die in de toekomst haar vruchten zullen afwerpen. Op die prachtige voorbeelden alleen kunnen we geen economie draaiende houden. Het wordt tijd voor daadkracht; een integrale aanpak waarbij de politiek haar wil moet tonen.’

En laat ik tot slot ook niet het onderwijs vergeten, aangezien dat bij die integrale aanpak hoort: vernieuwing van het onderwijs. In Zweden leren kinderen op de basisschool al programmeren, in Engeland wordt het vanaf volgend jaar zelfs verplicht en Roemeense kinderen van 15 jaar besteden per week het meeste tijd aan huiswerk van alle Europeanen: vooral aan het vak Science. Wanneer leerlingen in Nederland op de middelbare school geadviseerd wordt, dat ze beter economie kunnen gaan studeren, maar de feitelijke reden is dat er een tekort aan leraren in exacte vakken is dan investeer je niet in de toekomst, maar in werkloosheid. Ik zie inmiddels mooie voorbeelden van scholen die aan het experimenteren zijn met nieuw onderwijs. Daar moet een versnelling in komen. Naast de basisopleiding moet er weer meer werk gemaakt worden van omscholing en van het creëren van arbeidsethos. De banenmotor functioneert niet, maar kan door actieve sturing weer op gang komen.

‘Als opslagbedrijven van (chemische) maken we onderdeel uit van de chemische keten en zijn daarmee deels afhankelijk van een goed functionerende industrie en maatschappij. We hopen dan ook, dat ons pleidooi voor een integrale aanpak tot politieke daadkracht aanzet en de handschoen in 2015 opgepakt gaat worden.’